Midden jaren zestig onderzochten andere wetenschappers een willekeurige groep mensen en psychiatrische patiënten op de aanwezigheid van het stofje. Bij elf procent van de niet-psychiatrische patiënten werd kryptopyrrol aangetroffen. Van de psychiatrische patiënten bleek 42 procent positief. De schizofrenie-patiënten scoorden nog hoger: 52 procent had het stofje in de urine.
Aan het eind van de jaren zestig helderden Canadese onderzoekers de chemische structuur van de ‘mauve factor’ op als kryptopyrrol. Het geheel van symptomen werd in die periode aangeduid als de ‘china doll disease’, een benaming die was afgeleid van de Chinese poppen met hun witte gezichten. De meeste patiënten met kryptopyrrolurie bleken namelijk in meer of mindere mate zonlichtgevoelig, zodat zij nauwelijks buitenkwamen als de zon scheen.
De laatste belangrijke bijdrage leverde de Amerikaanse psychiater dr. C.C. Pfeiffer, die in 1987 een boek schreef over psychiatrische ziekten en schizofrenie ( Mental Illness and Schizophrenia ). Hierin besteedde hij uitgebreid aandacht aan de betekenis van kryptopyrrol voor het psychiatrisch werkveld.
In de visie van dr. Kamsteeg heeft met name dr. Pfeiffer belangrijk werk verricht, maar is het jammer dat kryptopyrrolurie lang is blijven hangen in de hoek van de psychiatrische ziekten. “Dat het is ontdekt in de psychiatrie, is nadelig geweest voor de acceptatie van dit ziektebeeld”, zegt hij in het boek Hebt u HPU? “Psychische klachten kunnen onderdeel vormen van het geheel aan symptomen. Maar de ernstige psychiatrische aandoeningen zie je eigenlijk alleen bij mensen die in hun urine een zeer hoge concentratie hebben van het stofje.”