Opis
Vitaminen vervullen belangrijke functies bij talloze processen in het lichaam. Bij de vorming van energie uit koolhydraten spelen de B-vitaminen een grote rol. Bij de vorming van bindweefsel speelt vitamine C en flavonoïden (OPC) een rol. Vitamine A, C en E beschermen tegen schadelijke zuurstofverbindingen. Een (marginaal) tekort aan één of meer vitaminen leidt er toe dat de lichaamsfuncties waarvoor zij nodig zijn minder goed gaan verlopen. Een (marginaal) tekort zal, afhankelijk van de ernst en de duur, direct of na langere tijd tot klachten leiden. Vele vitaminen zijn cofactoren en spelen een rol in omzettingen. Ze kunnen bij de reactie gebruikt worden (na regeneratie kunnen ze opnieuw gebruikt worden) of ze kunnen verbruikt worden. Ze zullen dan via de voeding opnieuw moeten worden aangevoerd.
Van de bijna 3900 enzymen in ons lichaam, gebruikt er ruim 20% een cofactor. Het grootste deel van deze cofactoren zijn van acht belangrijke vitaminen afkomstig zoals pyridoxine (P5P), thiamine (TPP), riboflavine (FAD), pantotheenzuur, foliumzuur en vitamine B3. Kleine veranderingen in het DNA kunnen de binding van deze cofactoren sterk beïnvloeden. Soms blijkt er dan meer van een bepaalde cofactor nodig te zijn om het proces even snel te laten verlopen. Het is opmerkelijk dat één op de drie mutaties binnen een enzym invloed heeft op de binding van de cofactor.
Therapieën met hoge doses vitamine zijn doeltreffend gebleken in de verbetering meer dan vijftig genetische ziekten. De ziekten zijn meestal te wijten aan een afwijking in het enzym waardoor de affiniteit voor de van vitamine afgeleide cofactoren vermindert (verhoogde Km-waarde). Verschillende SNP’s (snips) waarin een ander aminozuur gecodeerd wordt in een co-enzym binding site leiden tot verminderde enzymatische activiteit. Deze enzymactiviteit blijkt men te kunnen herstellen door het verhogen van de cellulaire cofactor-concentratie door middel van het toedienen van hoge doses van bepaalde vitaminen.
De voorbeelden die hier besproken zijn, vertegenwoordigen waarschijnlijk slechts een klein deel van het totale aantal defecte enzymen die zouden kunnen reageren op een therapeutische dosis vitaminen. Het lijkt dat vele enzymen hogere concentraties P5P, TPP, NAD(P), FAD of andere cofactoren vereisen. dat genetische varianten die invloed hebben op cofactor bindend zal worden gevonden. Alleen voor P5P en FAD zijn er al meer dan 100 enzymen bekend.
Foliumzuur, vitamine B6 en vitamine B12 kunnen het homocysteïne-gehalte in het bloed helpen verlagen, waardoor vasculaire dementie mogelijk wordt voorkomen. Van elke honderd mensen met dementie hebben er ongeveer zestig de ziekte van Alzheimer, vijftien vasculaire dementie en ongeveer twintig een combinatie van Alzheimer en vasculaire dementie. De overige lijden aan andere vormen van dementie. Een hogere concentratie van het aminozuur homocysteïne is een risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Het teveel aan homocysteïne hoopt zich op in de vaatwanden, waardoor deze langzaam kunnen dichtslibben. Ook de hersenen kunnen hierdoor worden aangetast. In dat geval spreken we van vasculaire dementie. Met het ouder worden stijgt de homocysteïne-waarde met ongeveer 5 tot 10% per jaar. Van de ouderen boven 75 jaar heeft circa de helft een te hoge homocysteïne-spiegel. Bij onderzoek is vastgesteld dat de hoeveelheden en de vorm van vitaminen die nodig zijn om het gehalte te reduceren enorm kunnen verschillen.
De werking van vitaminen kan sterk afnemen door het gebruik van geneesmiddelen. Zo kan het oestrogeen in de anticonceptiepil de vitaminebalans in het lichaam verstoren. De anticonceptiepil verlaagt de concentraties van vitamine B6, vitamine B12 en foliumzuur, maar ook van andere voedingsstoffen zoals van vitamine B1, B2, C en van magnesium en zink. Van tal van veelgebruikte medicijnen is bekend dat (langdurig) gebruik kan leiden tot tekorten aan vitaminen en mineralen. Het risico is veel groot dat de als ‘bijwerkingen’ vermomde voedingstekorten worden behandeld met andere medicijnen. Bijvoorbeeld een langdurig gebruik van maagzuurremmers kan leiden tot een tekort aan vitamine B12. Wanneer iemand minstens vier jaar maagmiddelen gebruikt, is een bepaling van de vitamine B12-spiegel aangewezen. Terwijl de uitingen van een B12-tekort (zoals anemie, neurologische klachten, cognitieve achteruitgang of psychopathologie) onomkeerbaar zijn. Maagzuurremmers verlagen overigens ook het magnesiumgehalte in het bloed. Inmiddels is opvallend hoeveel mensen vroegtijdige dementie ontwikkelen na langdurig gebruik van bepaalde maagzuurremmers. In de VS heeft de Food and Drug Administration (FDA) hierover in 2011 een officiële waarschuwing laten uitgaan.
De bepalingen van vitaminen in bloed kunnen gebruikt worden voor:
- Het vaststellen van tekorten – en eventueel ook van een teveel – aan vitaminen in geval van
klachten/ziekte.
. Het vaststellen van een verhoogd verbruikt van een vitamine (bij medicijngebruik)
- Het vaststellen van tekorten aan vitaminen wanneer er (nog) geen klachten zijn; preventie.
- Het bepalen van het effect van suppletie met vitaminen.
Omstandigheden waarbij het zinvol kan zijn een vitaminebepaling te laten doen.
- Aandoeningen van het maagdarmkanaal (coeliakie, lactose-intolerantie, fructose-intolerantie), leaky gut.
- Afslanken.
- Afwijkingen in het bloedbeeld
- Alcoholisme en drugsgebruik
- Hart- en vaatziekten.
- Kanker.
- Leverziekten.
- Moeheid.
- Neurologische aandoeningen.
- Ouderen.
- Personen die geneesmiddelen gebruiken.
- Tekenen van ondervoeding.
- Problemen in de zwangerschap